Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De [32]naasten nu bij hem waren Carsena, Sethar, Admatha, Tharsis, Meres, Marsena, Memuchan, [33]zeven vorsten der Perzen en der Meden, [34]die het aangezicht des konings zagen, die [35]vooraan zaten in het koninkrijk), 32. Anders, te weten, tot de naasten bij hem Carsena, enz. Versta, dat deze vorsten naast bij een koning zaten, of dat zij de grootgeachtsten bij den koning waren. 33. Ezra 7:14 worden zij genoemd zeven raadsheren des konings. 34. Dat is, die dagelijks bij en omtrent den koning waren; zie de aantekening 2 Kon.25:19, en Ezra 7:14. Als de koning op iemand vertoornd was, die mocht zijn aangezicht niet zien, gelijk blijkt, onder, hfdst.7 vs.8. 35. Of, boven aan.